De boerenprotesten die in 2019 al begonnen, werden in juni dit jaar opnieuw aangewakkerd. Toen maakte minister van der Wal de nieuwe stikstofplannen bekend: stikstofuitstoot terugdringen met 70%. Het gevolg is dat veel boerenbedrijven niet door kunnen gaan met hun bedrijf. Dit leidde tot protesten in de vorm van blokkades, afvallozingen en het omkeren van de Nederlandse vlag. Het doel van protesten is al jaren het tegengaan van beperkingen op landbouw- en veeteelt alsook het krijgen van hogere prijzen voor landbouwproducten. Deze spelen ook een grote rol nu de energieprijzen hoger zijn dan ooit. Hierdoor kunnen veel bedrijven niet meer produceren, waardoor zij een hogere prijs verwachten voor het voedsel dat zij produceren.
De boeren willen ons duidelijk maken dat goedkoop voedsel niet bestaat. Na de Tweede Wereldoorlog is men zich gaan richten op het beter, sneller en goedkoper maken van voedsel. Dat proces is nog steeds gaande en leidt er vandaag de dag toe dat we op veel plaatsen aan het doel van deze actie voorbij schieten. En daar is de teler de dupe van. Het is namelijk de teler die de prijs betaalt.
Dit jaar heb ik meegewerkt aan het Regionaal Voedselsysteem Zuid-Limburg (RVSZL). Dit is een samenwerkingsverband van schakels uit de regionale voedselketen, de overheid en het onderwijs. Stuk voor stuk allemaal ondernemers in dit verband die passie hebben voor hun vak en de mooiste producten willen delen met Limburg. Hierbij speelt ook een eerlijke prijs een grote rol, je wilt toch dat iedereen krijgt wat hij of zij verdient? Toch zie je in de grote(re) ketens zoals de supermarkten dat hier wordt gerekend met marges, waar de tussenhandelaren geld verdienen door de marges die geteld worden. Daarbij worden de marges ook steeds meer verhoogd, waardoor supermarkten meer winst hebben dan ooit. Tijdens de bijeenkomsten van RVSZL kwam naar voren dat 75% van de producten en grondstoffen uit Zuid-Limburg kunnen komen, terwijl men slechts 2% vanuit de regio producten koopt. Dus koop producten uit de streek, dat zorgt voor minder CO2-uitstoot, een eerlijke prijs voor de boer en voor het landschap met als gevolg dat we kunnen bouwen!
Zo zie je bijvoorbeeld dat de eerste schakel rekent in een prijs per kilo, terwijl de daarop volgende schakels enkel met percentages rekenen. Er ontstaan daardoor vreemde verhoudingen. Neem bijvoorbeeld de transportvergoeding die een handelaar vraagt. Die is gebaseerd op de verkoopprijs en niet op het gewicht en de omvang van de vracht. Dat is toch raar? Producenten worden zo gestimuleerd om de prijs van hun producten zo laag mogelijk te houden en worden daardoor in het ergste geval gedwongen om concessies te doen op de kwaliteit. Daar is toch niemand bij gebaat?
We zijn naar mijn idee wat doorgeschoten in het rekenen en denken in percentages. Uiteindelijk werkt dit systeem mee aan het goedkoper maken voedsel en beloont fastfood producten, terwijl het de eerlijke en ambachtelijke voeding alsmaar duurder maakt. Doordat wij onze grondstoffen van dichtbij halen en een eerlijke prijs bieden aan de boeren, zoals het hoort, zijn onze broden in totaliteit maar 5% gestegen in prijs. Broden van andere bakkers zijn daarentegen met 10 tot 15% gestegen in prijs.
Onderaan de streep betalen wij als consument, zij het nu op een indirecte wijze, nu dus mee aan het goedkoop houden van ons voedsel. Waarom geven we de telers niet gewoon een eerlijke prijs? En waarom maken we de verdere keten van transport en marketing niet transparanter? Dat had ons een hoop geld, tijd en energie bespaard. En op de lange termijn zijn we allemaal gebaat bij een dergelijke open en transparant systeem.
Geloof mij: “Goedkoop voedsel bestaat niet”.